Brieven aan April Glaspie #5
Willem de Wolf (11/1/2020)

Dear Miss April Glaspie,

Mijn verontschuldigen voor het feit dat ik u gisteren niet heb geschreven. Ik hoop niet dat ik u heb laten wachten. Ik was gewoon wat te moe.

Ik heb mij vandaag en gisteren afgevraagd of ik nu eigenlijk dichter bij u zou moet komen of juist niet. Wat het beste voor mij is. Ik denk toch beter af te zijn als ik een zekere afstand van u bewaar. Er is al zoveel dat ik op u wil projecteren. Soms denk ik dat ik uw echte, eigen verhaal daar helemaal niet bij gebruiken kan. Ik zeg dit omdat zich hier in Washington op het moment een aantal ontwikkelingen voordoen die de vraag naar hoeveel ‘echte’ April Glaspie er in het stuk terecht moet komen nogal actueel maken. Natuurlijk ik ben hier wel degelijk voor research, voor research naar u, maar als ik oprecht ben gaan die onderzoekingen toch eerder over hoe ik een tekst kan maken over hoe ik denk dat een vrouw als u zou kunnen denken in de situatie waarin u zich toen bevond, dan dat ze ook daadwerkelijk over u gaat. Het gaat in die zin meer over mij.

Maar goed, die ontwikkelingen dus. Ja, mijn inspanningen om mensen te spreken die u kennen, beginnen vruchten af te werpen. Ik ben afspraken aan het maken. Ik ga nu de namen van de mensen noemen waarmee ik in contact ben. Dan weet u wie er dus bereid is om over u te roddelen, zonder dat ze mij – tot dusver - hebben gevraagd of u daar wel van weet. Met oud-ambassadeur Robert Neumann, die ook in het Midden-Oosten heeft gewerkt en zich er op voor laat staan u goed gekend te hebben, heb ik volgende week donderdag een afspraak. De andere oud-ambassadeur is iemand met de ongelooflijk wonderlijke Nederlandse naam; Lange Schermerhorn, die volgens Google in Djibouti heeft gediend. U kent die mensen natuurlijk. U kunt ze zelfs nog snel opbellen om te vragen mij niets te vertellen. Of juist wel.

Ik moet u zeggen dat ik het vooruitzicht om met die mensen te praten buitengewoon spannend vind. Eerst vooral vanwege het Engels, dat gewoon echt niet goed genoeg is bij mij voor een vloeiende conversatie. Maar ook omdat ik mij plotseling realiseer hoe ik tekort kan schieten met mijn plan, met mijn motivaties in zo’n gesprek. Ik vrees eenvoudigweg nogal wat misverstand en spanning tussen de feitelijke biografie en mijn interpretatie, tussen de representativiteit van hun werk en de ‘leugenachtigheid’ van het mijne. Bovendien ben ik nogal snel onder de indruk. Dat heeft nogal met mijn achtergrond en opvoeding te maken. Ik merk dat ook hier. Ik ben snel geïntimideerd door bijvoorbeeld de politie. De voortdurende zeer uitgebreide veiligheidsmaatregelen, de voortdurende controles bij elk gebouw. Maar ook de politici overdonderen me nogal.

Ik zag gisteren op Capitol Hill hoe het Huis van Afgevaardigden uitging. Het was vrijdagmiddag en ze kwamen allemaal – Alexandria Ocasio-Cortez zag ik helaas niet – over die imposante trappen naar beneden lopen. En er was iets met hun gezichten, er was iets met hun huid, vooral met die van de mannen. Ze leken gepoederd. Sterker nog, en ik ga nu iets oneerbiedigs zeggen; het leek wel alsof ze waren afgelegd. Alsof er een klein grijs filmpje over hun huid was gespannen. Ik heb dat vaker met mensen die bekend zijn, vooral oudere mannelijke politici. Alsof ze niet meer echt zijn. De wat ouwelijke pakken die ze dragen helpen daar ook niet aan mee.

Sowieso ben ik hier qua kleding in de wereld van de pompeuze uniformiteit terecht gekomen. Ik bedoel dat de eenvoud zo geaccentueerd is, dat ze weer overdadig wordt. Iedereen is hier in kostuum. Zelfs de studenten hier in het studentenhuis gaan vaak al in een pak of in een twinset naar de colleges. Of ze hebben een soort administratief baantje op een of andere ambassade. Ik zag er zelfs laatst eentje aan het ontbijt die al een speldje op zijn revers droeg. Ik kon niet zien waarvan het was. Maar het was een soort vlaggetje toch.

Het lijkt erop dat alle landen met hun ambassades, met hun personeel, met hun stagiaires, met hun kostuums, hun overjassen, hun haardracht, een mensentype willen vertegenwoordigen dat volgens mij in de landen die ze representeren nauwelijks woont. Een mensentype dat alleen in het corps diplomatique bestaat.

En ik doe er aan mee. Ik heb mijn pak meegenomen, met stropdas. En die ga ik dan toch aantrekken als ik op bezoek ga bij ambassadeur Neumann en ambassadeur Schermerhorn. Ik hou u op de hoogte.


Sincerely,

Willem de Wolf