Brieven aan April Glaspie #8
Willem de Wolf (14/1/2020)

Dear Miss Glaspie, April,

Vandaag was ik de hele dag alleen met u. En dat was nodig. We begonnen een beetje uit het oog te verliezen waar het eigenlijk allemaal om was begonnen. Ik zou een stuk over u schrijven. Maar de uitstapjes, het organiseren van gesprekken met oude bekenden van u, en ook de briefwisseling nemen al min of meer volledige dagen in beslag. Het is goed dat we daar wat afstand van hebben genomen en ons weer vooral met elkaar hebben bezig gehouden. Ik zal u een foto laten zien van de prachtige salon van het International Student House waar ik me vandaag met u heb beziggehouden. De enige die er vandaag bij was, is de Chinese jongen die ook op de foto staat. Hij is een fascinerende figuur. Hij zit daar al de hele week, dag in dag uit en leest over China. Over wat er in Amerika over China wordt geschreven.

Aan het eind van de dag besloeg ons script 30 pagina’s. Dat heb ik natuurlijk niet allemaal vandaag geschreven. Ik had al 28 pagina’s. Bovendien moet ik zeggen dat daar nog een heleboel ‘rood’ tussen zit. Wat betekent dat ik er nog stevig naar moet kijken. Het grootste probleem is geloof ik nu, dat ik u vanuit de actualiteit wil laten terugkijken, wat op een of andere manier niet zonder mildheid kan, terwijl ik tegelijkertijd ook vind dat u uw hardheid moet behouden. Natuurlijk weet ik van geen van beide of ze wel op u van betrekking zijn, maar ik veronderstel toch van wel. In mij zijn ze in ieder geval wel beide aanwezig, en hoe aanmatigend het ook mag klinken, dat is vooralsnog toch het belangrijkste.

Vanmiddag kreeg de mildheid me overigens bij een telefoongesprek flink te pakken. Ik wilde een afspraak maken met Allen Keiswetter, een gepensioneerd Midden-Oosten specialist, die u waarschijnlijk goed kent, en die mij werd aangeraden. Toen ik zijn eerste zinnen door de telefoon hoorde, realiseerde ik me plotseling dat het natuurlijk allemaal dertig jaar geleden is, de periode waarover we het hebben, dat alle betrokkenen inmiddels oude mensen zijn geworden. Zo’ n golf van mildheid kan op zo’n moment zo ingrijpend zijn, dat de moed me met betrekking tot het hele plan, tot het hele stuk in de schoenen zinkt. Dan vind ik het allemaal ook abject wat ik doe, ook oneerlijk. Dan voel ik ook ergens schaamte over de geschiedvervalsingen die ik ten aanzien van u construeer.

Aan de andere kant moet ik zeggen dat ik het gevoel ook wel ken. Ik heb al eerder stukken gemaakt over vrienden en familieleden waarin ik zaken chargeerde en manipuleerde. Het gevecht tegen de bedenkingen, tegen dat ‘je kunt het eigenlijk niet maken’ levert over het algemeen toch ook vaak zinvolle gedachtes en materiaal op. Het is niet slecht als er iets moreel verwerpelijks overblijft. Overigens bleek meneer Keiswetter nog voldoende bij de pinken om eerst om een outline van ons stuk te vragen, voordat hij verder wilde praten. Die tekst heb ik hem zojuist opgestuurd. Ik mag hem vanavond terugbellen. Ik houd u op de hoogte.

Over oude mensen gesproken. Vanavond ga ik met een aantal studenten naar een meeting georganiseerd door de democratische partij. We gaan naar het laatste democratische kandidatendebat kijken tijdens een zogenaamde Democratic January Debate Watch Party in de Busboys & Poets. Ik zal u ronduit zeggen dat ik een fan ben van Bernie. Dan weet u dat. En ik ken u inmiddels zo goed, dat ik durf te wedden dat u dat waarschijnlijk niet bent.

Sincerely,


Willem de Wolf