Brieven aan April Glaspie #11
Willem de Wolf (19/1/2020)

Dear April,

Op een of andere manier heb ik het gevoel dat u sinds een dag of twee van mij weet. En daarmee heb ik meteen ook het gevoel gekregen dat niemand mij nog iets over u gaat vertellen. Ik denk dat u bent opgebeld door ambassadeur Lange Schermerhorn. U en Lange zijn vriendinnen, denk ik, of op z’n minst goede kennissen. Dat laatste heb ik min of meer van Lynne Lambert meegekregen, die schreef: ‘Lange has known April throughout both of their careers. They are about the same age, female Foreign Service officers when almost everybody else was male, so she would have broad context. Lange has also served in the Middle East’. Lynne was overtuigd dat Lange contact met mij op zou nemen. Maar dat heeft ze nog niet gedaan. Ze heeft met u gebeld, denk ik, en u heeft tijdens dat telefoongesprek gevraagd om die hele geschiedenis niet opnieuw op te rakelen. En nu moet ik mij afvragen hoe graag ik nog dingen over u wil horen. En in hoeverre ik ze nog nodig heb.

Ambassadeur Neumann vertelde me dat u na 1991 nooit meer voor een ambassadepost bent voorgedragen omdat u politically poisonous was geworden. Ik herinner me die woorden nog goed, omdat ik alweer naar zijn glimlach keek toen hij ze zei. Ik dacht dat hij zich op dat moment afvroeg of ik had gehoord dat hij bewust het zoveel hippere woord toxicvermeed. Of ik had gehoord dat je zelfs in het mijden van bepaalde woorden politiek kunt zijn. ‘Politiek giftig’ wil zoveel zeggen als dat je het niet meer over een bepaalde zaak hebt, zodat men het er niet weer over gaat hebben. Je zorgt dus dat bepaalde zaken niet opnieuw worden geactiveerd of opgerakeld, zoals u zou zeggen, denk ik. Politiek is zorgen dat bepaalde zaken onbesproken blijven. En ik heb het gevoel dat u nu ook vindt dat dit politically poisonous is geworden.

Ik was gisteren op uw school. De Johns Hopkins School of Advanced International Studies aan de Massachusetts Avenue waar u van 1965 tot 1968 studeerde. En ik heb er een college gevolgd. Strategy and the Use of Force heette het. Het ging hoofdzakelijk over bewapening. Het werd gegeven door een man die een beetje op Joe Biden leek. Het viel me op dat hij op de momenten dat zijn college spannender werd steeds naar voren liep, op een bepaald punt in het midden van de ruimte bleef staan en zachter begon te praten. Het was heel effectief. We hingen aan zijn lippen. Op de plek waar hij ging staan, sloot hij dan zijn rechtervoet heel langzaam tegen zijn linker aan. Een beetje militaristisch dus, maar dan verborgen. Eigenlijk zoals het hele college.

Hij eindigde zijn college met drie woorden op het bord te schrijven: technologie, strategie en doctrine. Het gaat erom technologie te ontwikkelen, zei hij, maar ook om te weten hoe je het wilt gebruiken en waarvoor je het wilt gebruiken. Waarbij het belangrijk is dat de volgorde van die drie grootheden per gelegenheid worden bepaald en aangepast. Je kunt vanuit de beschikbare technologie gaan opereren, je kunt ook vanuit een bepaalde doctrine of strategie op zoek gaan naar de ontwikkeling van een bepaalde technologie.

Het wonderlijke was dat het college helemaal niet uitsluitend werd bezocht door een witte geprivilegieerde conservatieve elite. Integendeel, het was een divers gezelschap; iemand in een Greenpeace T-shirt, iemand die er niet geheimzinnig over deed genderfluïde te zijn, mensen van kleur. Stuk voor stuk maakten ze driftig aantekeningen over bijvoorbeeld de dilemma’s bij de ontwikkeling van vliegdekschepen van de Midway-klasse. Schepen die zo gigantisch zijn, en zoveel tijd vragen om te worden gebouwd, dat de bouw langzamer vordert dan dat er nieuwe inzichten komen over waarvoor je het schip uiteindelijk kunt gebruiken. Waardoor je dus tijdens het bouwen alsmaar weer anders zult moeten gaan bouwen.

Al met al een prachtig metaforische middag. En nuttig voor ons, April.

Sincerely,


Willem