De Nijl is in Caïro aangekomen originele versie
© Steven Massart

Een broer en een zus.
Drie filosofen.
Tal van angsten
en nog meer onhebbelijkheden.

En dan ineens is alles anders.
Maar toch begint de dag gewoon opnieuw.
Dinsdag dan nog, de dag waarop ze elkaar zien.

Vanachter hun ochtendjas, praten ze de stilte vol. Bloedverwanten vastgeklonken in een ratelende folie à deux.

Met veel verbaal geweld woedt de strijd tussen ascese en hedonisme, tussen ratio en romantiek, tussen heroïek en pragmatisme, tussen choco en confituur op de boterham.

Tussen zoveel sérieux probeert humor langs alle kieren te ontsnappen.
Maar soms worden woorden ook teleferieken naar onbekende einders, en geven tere stukjes mens zich haast onmerkbaar bloot.

En zoals zo vaak is het ook hier een kwestie van wachten, wachten tot het vlies van de retoriek eindelijk knapt.

Een voorstelling voor mensen met een sterke maag.

het is niet omdat het leven als dusdanig zinloos is en hoofdzakelijk uit lijden bestaat, dat het verboden zou zijn om het zo goed mogelijk door te brengen (Schopenhauer).

Concept de KOE
Spel Katelijne Damen/Frank Focketyn en Peter Van den Eede
Dramaturgie Griet Op de Beeck
Techniek Jan Goedemé
Lichtontwerp Marc Claeys

In de pers (8)
In de pers (8)
Rotterdams Dagblad, Han Geurts (1998)
Knack, Paul Verduyckt (1998)
Haarlems Dagblad, Margriet Prinssen (1998)
Gazet van Antwerpen, Peter Haex (1998)
Dokterkrant, Paul Verduyckt (1998)
De Volkskrant, Marijn Van der Jagt (1998)
De Standaard, Geert Van der Speeten (1998)
De Morgen, Peter Anthonissen (1998)
‹Cie. de KOE verzacht de pijn van het zijn met ‘De Nijl…’ Het illustere trio dat ten grondslag ligt aan de voorstelling – Schopenhauer, Montaigne en Pascal – is niet geheel afwezig, maar wordt in een aantrekkelijke, zelden hoogdravende tekst vermaald.› ≤Peter Anthonissen, De Standaard (1998)≥ ‹Ze flappen er de ene snedige gedachte na de andere uit, met een lichtvoetigheid die haast onfilosofisch te noemen is, en combineren ze tegelijk met een ironische commentaar op het hic et nunc van het theater.› ≤Paul Verduyckt, Knack (1998)≥ ‹Samen vormen ze een onweerstaanbaar duo dat razend knap balanceert tussen hoogdravende filosofische inzichten, aardse beweegredenen en pure slapstick.› ≤Margriet Prinssen, Haarlems Dagblad (1998)≥ ‹Geleende woorden van grote geesten – het programmaboekje vermeldt Pascal, Montaigne, Schopenhauer – zijn hier vernuftig tot een theatertekst vervlochten. Nergens gaan ze hol klinken, als instant filosofie, of krijgen ze het dood gewicht van uit hun context gelichte oneliners. Op een vederlichte manier bouwen ›‹[›‹de spelers›‹]›‹een web van tegenstellingen uit, alsof ze ter plekke de diepgang uit hun mouw schudden.› ≤Geert Van der Speeten, De Standaard (1998)≥