In de pers (6)
In de pers (6)
Theaterkrant, Simon van den Berg (22/3/2013)
Antwerpse Kleppers, Dennis Janssens en Charlotte Larose (2013)
rekto:verso, Wouter Hillaert (2012)
de Morgen, Griet Op de Beeck (2012)
Bewonderen en Branden
de Morgen, Griet Op de Beeck (2012)

q: Wat The Big Lebowski van de Coen Brothers is voor de cinema, is de Koe voor het theater.

Ik heb dat altijd al gehad. Dat ik bijna als vanzelf ga houden van wat durft af te wijken. Als kind hield ik van mijn teckel net omdat hij eigenlijk te dik was voor zijn vier kleine pootjes. En van dat klasgenootje net omdat ze de paarse laarsjes bleef dragen waar de rest haar mee uitlachte. En van die muziekjuf omdat ze meezong terwijl je je stukje stond te spelen, en omdat ze met een appeltje aan kwam stormen soms, dat ze in je mond propte. Als het er niet in paste, zat je ademhalingstechniek niet goed.
Misschien schuilt in mijn kleine afwijking ook mijn eeuwige liefde voor het werk van de Koe. Dat gezelschap rond Peter Van den Eede waar al veel ander volk is gekomen en gegaan, om uiteindelijk op twee blijvers te stoten: Natali Broods en Willem de Wolf. Een lekker trio indien samen op de scène, zoals ook vanaf februari weer met hun derde deel van de trilogie over de wederopbouw van het Westen: ZWART.
Het begon al lang geleden, zoals dat gaat met eeuwige liefdes. Ik zag hen in de Monty spelen en liep de hele avond vrolijk om wat ik had mogen meemaken. Want dit was anders dan al het andere wat ik tot dan toe op podia had gezien. Ik bleef het volgen, wat zij maakten, en vond het eigenlijk altijd de moeite, ook als het niet helemaal was gelukt. Ik probeerde, geloof ik, ook toen al het meisje te zijn dat eerder focuste op het fijne kwartier dan op de zak halverwege of het licht teleurstellende einde. Daar wordt een mens toch blijer van.
En dan kwam die dag. Om nooit te vergeten. Zij vroegen mij. Peter Van den Eede en – toen nog – Bas Teeken. Of ik bij de Koe wilde komen werken, als dramaturg. Ik wist niet echt wat zo iemand precies deed in repetities, maar dat zou ik wel ontdekken, dacht ik. Niks kon mij weerhouden. Ik, een snotneus nog, mocht mee gaan draaien met mijn persoonlijke helden. Want wat The Big Lebowski van de Coen Brothers was voor de cinema, waren zij voor het theater, vond ik. En hoe zij speelden, daar kon amper een acteur tegenop. En hoe spannend zij als makers waren, en hoe onvoorspelbaar in hun voorspelbaarheid, dat fascineerde mij. Zij zetten de grenzen van het conventionele theater al van in het prille begin op de helling met hun heerlijke De Gebiologeerden, later vaak hernomen omwille van zijn kleine eeuwigheidswaarde. Zij kozen consequent voor zelf geschreven en associatief aan mekaar geknoopte tekstfragmenten, wars van rationele logica. Zij hielden zich ver van modes en trends, en van het politieke theater dat in de jaren negentig de norm werd. Zij gingen altijd voor de frontale confrontatie met hun publiek. Zij balanceerden heerlijk op de grens tussen kunst en kitsch, tussen sérieux en hilariteit, tussen het verstilde en het groteske. En ze meenden keihard wat ze deden, ook dat.
Echt heel lang heeft dat avontuur van mij daar niet geduurd, maar lang genoeg om te zien wat het ook kost aan een mens om dat soort theater te maken. En dat was niet weinig. Wat mijn liefde nog deed toenemen, eigenlijk, want wie toch almaar blijft gáán, ook ten koste van van alles, dat moet wel een echte zijn.
En nu zat ik onlangs in de zaal bij ZWART. Het derde deel was dat, na WIT waarin ze het punt nul zochten, het moment vóór het beginnen waarin alles wonderlijk is, en schoon. In ROOD waren ze daar voorbij. Want rood is onder andere: genieten, passie, vuur, zwelgen, actie, bewonderen en branden, zeiden ze. En dan is onschuld ver te zoeken. En nu wilden ze het over kunst hebben. Een orgelpunt is altijd leuk. Het drietal gaf – zeg maar – een slimme en geestige les over de Westerse kunstgeschiedenis, te beginnen bij de renaissance. In een aandoenlijk gevecht om de aandacht proberen ze om ter scherpst een lijn te trekken doorheen zoveel uiteenlopends. Maar de Koe zou de Koe niet zijn als het daarbij bleef. Het is natuurlijk Peter Van den Eede die de boel op losse schroeven zet, alsof te veel denken ook niet helpt. Meer verklappen hier zou jammer zijn.
Ik vond ROOD de absolute topper van de drie, maar ik heb ook heel graag naar ZWART gekeken. Omdat ze je toch maar weer een ervaring bezorgen die met niks in het landschap te vergelijken valt. Omdat het een genot blijft om topacteurs bezig te mogen zien. Omdat je voelt hoe hard er over het concept en de invulling is nagedacht. Dus ik zou zeggen: laat dit niet aan u voorbijgaan, en noteer nu al met stip in die nog tamelijk nieuwe agenda dat ook de integrale trilogie eraan zit te komen. WIT, ROOD en ZWART teruggebracht tot één avondvullend gebeuren. Hen kennende kan dat bijna niet anders dan minstens een soort van hoogtepuntje worden in uw theaterkalender van 2013. Hou het in de gaten.

ZWART speelt nog tot 29 maart: www.dekoe.be