In de pers (8)
In de pers (8)
Cutting Edge, Jan-Jakob Delanoye (4/5/2018)
Theaterkrant, Sander Janssens (14/4/2018)
Vrij Nederland, Gerben Hellinga (3/10/1998)
Knack, Paul Verduyckt (30/9/1998)
Haarlems Dagblad, Margriet Prinssen (28/9/1998)
De Volkskrant, Marian Buijs (28/9/1998)
De Morgen, Steven Heene (23/9/1998)
Theatercodes worden bij etentje overboord gezet
De Volkskrant, Marian Buijs (28/9/1998)

André is een gevierd theaterregisseur, zo'n man die de hele wereld afreist om workshops te geven en op vertrouwelijke voet staat met internationale grootheden. Hij heeft zijn vroegere vriend Wally uitgenodigd in een sjiek restaurant. Om bij te praten. Wally gaat het als toneelschrijver minder voor de wind, opdrachten blijven uit, hij dreigt een loser te worden.

Het gesprek tussen deze New Yorkers, beginnend bij theaterexperimenten uit de jaren zestig en uitmondend in speculaties over de toekomst van de mensheid, leverde in 1981 een fascinerende film op: My dinner with André. Twee Vlaamse acteurs, Damiaan De Schrijver van STAN en Peter Van den Eede van Cie De Koe, zagen de film en besloten datzelfde gesprek te voeren op het toneel.

André (Van den Eede) is voortdurend aan het woord, hij dist het ene ongelofelijke verhaal na het andere op zonder zijn tafelgenoot een spat ruimte te laten. Wally (De Schrijver), een goeiïge lobbes, kan weinig anders dan met vermoeide blik steun zoeken bij het publiek. En moeiteloos krijgt hij de lachers op zijn hand. Gaandeweg wordt het ook een wedstrijd om de gunst van het publiek.

André is een rusteloze zoeker naar komische ervaringen terwijl Wally nuchter is en alleen gelooft in wat hij ziet. In de film spelen de acteurs min of meer zichzelf en zeggen ze hun eigen tekst. Op het toneel zetten de spelers hun personages telkens opzij en noemen elkaar bij hun eigen naam. Ze hebben onderonsjes met de zaal, maken grapjes over de lengte van de voorstelling (drie uur!) en als er publiek wegloopt, stellen ze ons gerust: dat gebeurde in Vlaanderen ook.

Om het allemaal zo 'echt' mogelijk te maken is er een hele keuken nagebouwd op de toneelvloer. Het diner – vier gangen – wordt hoorbaar en vooral welriekend bereid, opgediend en met smaak opgegeten. Het bijzondere is dat die ongewone entourage nergens geforceerd aandoet, alles lijkt merkwaardig vanzelfsprekend.

Dat eten is naast de ijzersterke tekst en hilarische momenten een aangename bijkomstigheid. Want hoe krijg je een geconfituurde peer met mes en vork naar binnen en hoe praat je zonder dat je eten ijskoud wordt? In de vertrouwelijke, ongedwongen sfeer valt veel te lachen en ongemerkt rekenen de acteurs af met de codes van het reguliere theaterbezoek.

Al betekent dat nog niet dat alle codes overboord kunnen worden gegooid. Van den Eede houdt zich strak aan de tekst, zolang hij aan het woord is, staat de concentratie op scherp. Maar De Schrijver trekt zijn rol zo naar zichzelf toe dat hij een overvloed herhalingen en tussenwerpsels aan zijn tekst toevoegt, waardoor het ritme af en toe hinderlijk vertraagt.

Een acteur moet het publiek altijd een paar stappen voor zijn, hier gebeurt het omgekeerde. De kracht van de film schuilt in het terloopse acteren, gecombineerd met een trefzekere tekst. Die scherpte is op het toneel onmisbaar, juist als je een schijnbare losheid wilt bereiken.