In de pers (8)
In de pers (8)
Cutting Edge, Jan-Jakob Delanoye (4/5/2018)
Theaterkrant, Sander Janssens (14/4/2018)
Vrij Nederland, Gerben Hellinga (3/10/1998)
Knack, Paul Verduyckt (30/9/1998)
Haarlems Dagblad, Margriet Prinssen (28/9/1998)
De Volkskrant, Marian Buijs (28/9/1998)
De Morgen, Steven Heene (23/9/1998)
Verkenning van het onkenbare
Cutting Edge, Jan-Jakob Delanoye (4/5/2018)

Bron: http://www.cuttingedge.be/podiumexpo/de-koe-tg-stan-my-dinner-andre

Op het menu: twee mannen, een kok en een veelvoud aan gangen. De stof van hun gesprek: hun leven, hun visie op kunst. Zoals elk gesprek ontspint ook dat tussen de personages die ‘My dinner with André’ bevolken zich niet lineair, niet recht op een vooraf gedefinieerd doel af. Het is van meet af aan duidelijk dat beide figuren iets over zichzelf willen meedelen aan de ander – maar wat? De omwegen van de anekdotiek worden exhaustief bewandeld, tot de plotmatige alledaagsheid over kleinmenselijke verschillen struikelt, waardoor grote ideologische en intellectuele breuklijnen bloot komen te liggen. Hoe moet de kunstenaar zich verhouden tot de werkelijkheid? Op welke manier kan theater een notie van noodzaak terugvinden? Wat is de verhouding tussen vorm en ontroering? Enzovoort.

Al twintig jaar zitten Damiaan De Schrijver en Peter Van den Eede samen aan tafel. Tientallen keren hebben ze de drie en een half uur durende voorstelling doorgeploegd, om die telkens te doen oplossen in het leven zelf: er wordt een taxi besteld, en gedaan. Die indringing van de banaliteit van het leven in het theater was van meet af aan een handelsmerk van zowel de KOE als tg STAN. Via die methodiek willen beide gezelschappen de emotie echter niet doodmaken, maar haar integendeel in haar integriteit heruitvinden. In dezelfde teneur spreekt Van den Eede op een gegeven moment over Bertolt Brechts poging om een afstand tot de theatrale handeling te creëren. Is het inderdaad niet precies deze afstand die de revelatie van het eigen perspectief inhoudt, en dus het contact tussen het individu en de kunst intensifieert in plaats van uitholt?

Hoewel gebaseerd op de gelijknamige film van Louis Malle, is ‘My dinner with André’ verre van een onpersoonlijke hertaling naar het podium. Fascinerend is hoezeer De Schrijver en Van den Eede de grenzen tussen hun personages, hun zogezegde ‘zelf’ op het podium en hun echte zelf doen oplossen. Tekst (het personage), spel (de acteur achter het personage) en ‘zijn’ (de mens achter de acteur) komen vanzelfsprekend samen, en net die voortdurende kruisbestuiving tussen ingestudeerd en geïmproviseerd en tussen fictie en realiteit genereert een chemie waar het publiek deelachtig aan wordt.

In de geest van de oorspronkelijke tekst is het overigens elementair dat de spelers de wetmatigheden van het toneel met een postmoderne saus overgieten. Noem het een appel om voorbij de zogezegd slaapverwekkende clichés van het toneel weer wakker te worden. Is de kunst bovendien niet tegelijk absoluut én failliet zodra opvoering en werkelijkheid niet meer helder te onderscheiden zijn? Verder zijn de archetypes die De Schrijver en Van den Eede belichamen intrigerende tegenpolen, waarbij op de internationale theaterbühne vandaag nog steeds een krachtmeting tussen beide plaatsvindt. Verwijst de mystiek en het niet-talige waar André naar verlangt ruim drie decennia later niet prachtig vooruit naar bijvoorbeeld Romeo Castellucci’s ‘Folk’?

Blijft ‘My dinner with André’ echter in de archetypering steken? Onvermijdelijk wel, maar kan het anders? De laatste zinnen herinneren eraan dat we als mens zonder types niet kunnen leven, omdat we anders plompverloren zouden ronddobberen op een niet in kaart gebracht stuk oceaan. De onkenbaarheid van de ander hoeft echter geen fatale diagnose te zijn. In deze schitterende opvoering wordt het namelijk een troostrijk gegeven. Verkennen De Schrijver en Van den Eede elkaars onkenbaarheid immers niet avond na avond met zichtbaar genoegen?