In de pers (8)
In de pers (8)
Cutting Edge, Jan-Jakob Delanoye (4/5/2018)
Theaterkrant, Sander Janssens (14/4/2018)
Vrij Nederland, Gerben Hellinga (3/10/1998)
Knack, Paul Verduyckt (30/9/1998)
Haarlems Dagblad, Margriet Prinssen (28/9/1998)
De Volkskrant, Marian Buijs (28/9/1998)
De Morgen, Steven Heene (23/9/1998)
Aan tafel met kubisten: interview met Damiaan De Schrijver en Peter Van den Eede
De Morgen, Steven Heene (28/8/1999)

Het Theaterfestival in Brussel nodigt het publiek uit om de belangwekkendste voorstellingen van het voorbije seizoen (opnieuw) te bekijken. My dinner with André, een coproductie van Compagnie De Koe en STAN, is daar een van. De voorstelling speelt zich af aan tafel, met acteurs Peter Van den Eede en Damiaan De Schrijver als twee Amerikaanse theatermakers: André Gregory en Wallace Shawn. Het is de theaterversie van de gelijknamige film uit 1981, waarvoor Shawn het scenario schreef. André en 'Wally' praten over de toneelkunst en het leven onder de geneugten van een copieuze maaltijd, 'live' bereid op de bühne. Hieronder een gesprek met de acteurs, het begin van een zesdelige, culinair getinte interviewreeks.

My dinner with André was de eerste samenwerking tussen Cie. De Koe en STAN. Dit seizoen komt er een vervolg en maken ze samen een voorstelling van Thomas Bernhards Het jachtgezelschap, maar niet zonder een terugblik op My dinner, een bijwijlen hilarische conversatie waar, zo blijkt nu, nauwelijks repetities aan voorafgingen.

Peter Van den Eede: "De première was niet zo goed. Dat was de eerste keer dat we het stuk speelden. We wisten meteen welke fouten we hadden gemaakt. Dat het niet voor iedereen in de zaal verstaanbaar was bijvoorbeeld. Op de achterste rijen zaten mensen te blazen omdat ze van het eerste uur niks begrepen. Nogal pijnlijk was dat. Maar de dag daarna ging het veel beter, kregen we zelfs een staande ovatie."

Jullie repeteren helemaal niét?

Damiaan De Schrijver: "Niet echt, neen. We nemen de tekst een keer door, da's alles."

Van den Eede: "Voor Damiaan is dat gebruikelijk, voor mij minder. Het is een ongelooflijke ervaring, zo durven werken. Ik realiseer me dat je zoiets met maar weinig mensen kunt. Het moet klikken. Acteren wordt dan een vorm van modern voetbal: veel passes geven. Niet voortdurend willen scoren ook, want dan wordt het verschrikkelijk om naar te kijken."

De Schrijver: "Voorzetten geven. De ander aan het woord laten. Niet altijd direct naar het... Hoe heet dat, vooraan op een voetbalveld?"

Van den Eede: "Het strafschopgebied."

De Schrijver: "Naar het strafschopgebied willen gaan. Je voelt trouwens dat het publiek dan optreedt als scheidsrechter. Als je te veel de aandacht naar je toe trekt, word je teruggefloten. Het gaat om het combineren."

Van den Eede: "Iets waar ik al jaren naar streef, is een realiteit op het toneel krijgen die niet overeenkomt met naturalisme, of met een oninteressante dagelijkse realiteit. Het moet een realiteit zijn die voldoende geloofwaardig is en waarin je niet wordt geconfronteerd met de reproductie van een tekst. Dat vind ik ergerlijk."

De Schrijver: "In dat opzicht bereiden we ons wél goed voor op een voorstelling. We repeteren niet in de letterlijke zin van het woord: we 'prepareren' de tekst. Voor elk Engels woord zoeken we het juiste equivalent in het Nederlands, de woorden die ons het best liggen. Maar het blijft een vrij letterlijke vertaling. Als er in het scenario staat: 'I mean... I mean...', wordt dat bij ons: 'ik bedoel... ik bedoel...'. Het grootste compliment dat we kunnen krijgen, is dan ook dat het publiek denkt dat we aan het improviseren zijn, terwijl dat maar voor vijf procent van de voorstelling het geval is. (geamuseerd) Zó interessant zijn we spijtig genoeg niet, dat we ter plekke drie uur conversatie op niveau kunnen verzinnen."

Van den Eede: "Meestal is het moment tussen improvisatie en ingestudeerde tekst duidelijk gescheiden. Je ziet het aan de acteurs, en dat wil ik koste wat kost vermijden."

De Schrijver: "Om onze dialoog eens te testen zijn we in een chic restaurant gaan eten. We wilden horen of de mensen merkten dat het een geschreven tekst was. Om maar te zeggen dat we niet compleet onvoorbereid naar een première gaan, al lijkt dat misschien zo. Elke voorstelling is een goed voorbereid risico."

Zijn jullie niet bijgekomen door zo avond na avond uitgebreid te dineren?

De Schrijver: "Peter zeker niet." (lacht)

Van den Eede: "Op het einde begon ik ook wel goed te eten. Maar Damiaan is zes kilo zwaarder geworden."

De Schrijver: "Dat is er weer afgegaan tijdens de vakantie. Het spijtige was soms dat er na de voorstelling vaak over het eten werd gesproken, en dat er werd voorbijgegaan aan het gesprek. De conversatie tussen André en Wally is soms schokkend, omdat ze toont hoe we in werkelijkheid soms met elkaar omgaan. We snijden ook veel onderwerpen aan: filosofie en politiek, maar ook twijfels en angsten. Het is mooi dat je ook op die manier een dramatische spanning kunt opbouwen. Het culinaire aspect is niet meer dan een decor, een rekwisiet."

Van den Eede: "My dinner is theater zonder duidelijk intrige, iets waar we met De Koe al jaren aan werken. André en Wally zijn universele karakters naast elkaar. Ze staan voor verschillende opvattingen over het leven. Maar tegelijk loopt het allemaal erg door elkaar: het is niet zo dat André een winnaar is en Wally een verliezer, dat de een geslaagd is in het leven en de ander niet. Op den duur voel je voor hen beiden een zekere vorm van sympathie."

Jullie hebben ook de auteur, Wallace Shawn, ontmoet?

De Schrijver: "Dat was nogal ontluisterend. Hij kwam naar Amsterdam en heeft daar het laatste uur van de voorstelling meegemaakt. Stel je voor: de man die ik speel, komt binnen."

Van den Eede: "Alsof Tsjechov plots binnenkomt."

De Schrijver: "Of je bent Sinterklaas aan het spelen in de supermarkt en ineens staat de echte daar. Je voelt je een beetje betrapt. De tafel begon ervan te trillen." (lacht)

Van den Eede: "Tot dat moment verliep de voorstelling erg goed, maar daarna..."

De Schrijver: "Het was een groot verschil." (lacht)

Van den Eede: "De mensen in de zaal durfden ook niet meer reageren. Maar iedereen vond het spannend, het was toch wel een uniek moment."

De Schrijver: "Shawn komt normaal in Brussel nog eens kijken."

Van den Eede: "Hij vertelde dat ze onze manier van spelen in Amerika niet zouden aandurven. Daar gaan ze tegenovergesteld aan het werk. Ze repeteren maanden en maanden - repetities zijn voor hen bijna belangrijker dan voorstellingen. Maar het resultaat is min of meer gelijk: het ziet er niet gespeeld uit. Uiteindelijk komt het erop aan eerlijk te blijven.

"Daarom geeft het een enorme kick als mensen uit het publiek je na een voorstelling van drie uur en vijfentwintig minuten komen zeggen: jullie hadden nog mogen doorgaan. Ik denk dat het te maken heeft met de manier waarop er gesproken wordt. Waarom kun je als toeschouwer vaak maar twee uur naar theater kijken? Omdat er zo'n kunstmatige taal wordt gesproken. In negen op de tien theatervoorstellingen wordt er gemaniëreerd geacteerd."

De Schrijver: "Dat kan natuurlijk met het uitgangspunt te maken hebben. De taal als vorm bijvoorbeeld. Of taal om de taal. Wat Lucas Vandervost (De Tijd, SH) maakt bijvoorbeeld."

Van den Eede: "Of Johan Simons (Hollandia, SH)."

De Schrijver: "Dan gelden er andere wetten."

Van den Eede: "Maar veel theatermakers hebben, vermoed ik, geen antwoord op de vraag: waarom speel je dat zo? Waarom in die vorm?"

De Schrijver: "Je ziet dat misverstand vaak in soaps: men probeert een gewone omgangstaal te vinden. Maar het is niet omdat je 'Gade gij mee naar school?' zegt, dat het gesprek vanzelf realistisch is. Vaak zégt men ook niks in die dialogen, doet men geen mededeling."

Van den Eede: "Het is tekst met een soort realistische saus over, maar zelden gemotiveerd. In het dagelijkse leven spreek je gemotiveerd omdat je iets duidelijk wilt maken. Wel, je moet eens letten op alle ritmeveranderingen. Op de onlogische pauzes die je soms plaatst."

De Schrijver: "Je hoort dat ook bij jezelf, als je als acteur vals aan het spelen bent. We hebben dat meegemaakt in het restaurant - dat was een lesje in bescheidenheid. De mensen hoorden het direct als we gemaniëreerd aan het praten waren, als een dialoog 'getelefoneerd' is. Daarom lachten ze ook niet.

"In de voorstelling zeggen we zinnen als 'Ja maar nee, ik vind, mag ik nu eens eindelijk eerlijk mijn gedacht eens zeggen? Volgens mij euh... Verstaat ge?' Zo'n taal zou je je nooit kunnen permitteren in een 'gewoon' stuk."

Van den Eede: "De voorstelling wordt ook beter als we de tijd nemen. Als je traag kunt aanzetten en dan ineens snel gaan en dan weer traag. Er is de laatste jaren ook een andere kijkcultuur gegroeid: je hoeft niet per se een rechtlijnig verhaal te vertellen, het publiek is bereid daarin mee te gaan. Het verhaaltje is minder noodzakelijk geworden."

De Schrijver: "Dat is een vorm van theater waarin De Koe verder is geëvolueerd dan STAN. Bij ons zijn het repertoirestukken, bij De Koe zijn het vaak situaties die elkaar beïnvloeden. Zoals Peter dat noemt: kubistisch theater. Het publiek heeft allang geleerd op een andere manier naar beeldende kunst te kijken, maar van toneel verwacht men vaak nog een afgelijnd verhaal. Terwijl toneel ook geabstraheerd kan zijn."

Van den Eede: "Dan nóg kan het bij de toeschouwer een gevoel van herkenning teweegbrengen. Zelf hou ik er absoluut niet van als alles te duidelijk wordt gemaakt. Je wordt zo vaak geconfronteerd met acteurs die een psychologisch profiel willen schetsen. Duidelijkheid verschaffen over hun personage is voor hen het allerbelangrijkste. Ik vind dat je daar net tegenin moet gaan. Zo is het in het echte leven ook: je ontkent jezelf voortdurend. Mensen laten zich het liefst van hun beste kant zien. Dat is menselijk. Maar na een tijdje vraag je je sowieso af of iemand meent wat hij zegt, of die persoon is zoals hij zich voordoet. Dat moment van twijfel vind ik interessant, veel interessanter dan te weten of iemand liegt of niet. Het is de twijfel die ontzet."

De Schrijver: "Je kunt ook geen grootvader spelen door je krom te buigen en te beginnen kwijlen. Je kunt beter op zoek gaan naar het kind in dat personage, of naar de vrouw. En wat zit er van jezelf in dat personage?"

Van den Eede: "Eigenlijk zijn we vooral dom op het toneel. Niet open of naïef, maar echt dóm. We zien niet in hoe onnozel we bezig zijn. Als we dat wel doen, wordt het toneelspelerij. Pretentie. Acteurs die aan het koketteren zijn met de toneelspeelkunst. Laten zien aan het publiek hoe moeilijk het is. Gruwelijk is dat, en het dwingt geen bewondering af - laat staan dat het kan ontroeren. Nee, de toeschouwer moet het gevoel hebben dat acteren een fluitje van een cent is. Voor de speler komt het erop aan sneller te zijn dan jezelf, jezelf te verrassen. Want je kunt je heel snel in slaap laten wiegen door het succes van het moment, door een geslaagde vondst. (tegen Damiaan) Nu klink ik precies als André zeker?"

De Schrijver: "Helemaal."